Ruimte voor diversiteit in de breedste zin van het woord

Wat zijn ze klein, de mensen
Ze rennen, ze razen,

ze blijven verbazen
Ontrouw, verraad, liefde en haat
Wat zijn ze klein
Kijk ze gaan,

in zwermen als dieren,
als vlooien en mieren
Een Ier, een Chinees, een Tsjech of
Irakees

Wat zijn ze klein
Ze bidden en smeken, tot engelen,
profeten
Hun heiligen en goden, de levenden
en doden
En wat, wat zijn ze klein

Wat zijn ze klein, de mensen
Ze vluchten, ze vrezen, ze zweten, ze
beven

Ze willen niet weten, wie ze werkelijk zijn
Wat zijn ze klein, wat zijn ze klein!

Een lied van Frederique Spigt van het
album Vreemd uit 2008

Toen ik voor het eerst een regenboogviering voorbereidde, overviel het verdriet me
dat ik voelde, het verdriet om het geweld dat LHBTIQ + mensen, ook wel queers
genoemd, wereldwijd wordt aangedaan. Je kijkt altijd goed waar je naar toe gaat
en wie je tegenover je hebt, daar ben je je van bewust en dat raakt me.

In de Nederlands Gereformeerde Kerk werd een aantal jaren geleden een zinnetje
geschreven, nl: ‘Het huwelijk van man en vrouw is thuis in Gods oorspronkelijke
schepping, een homoverbintenis is een schuilhut in het gebroken bestaan.’ Dat is
een denigrerende opmerking. Maar Mariecke van den Berg, die tijdens haar oratie 
hierover sprak, omarmt tegelijkertijd die schuilhut als een theologische ruimte. 
Ik ondersteun dat idee, want ja, goed beschouwd hebben queers altijd al in 
die schuilhut gezeten, met de heteronormatieve samenleving als vanzelfsprekend huis.

Mijn essay is daarom een uitnodiging om eens in die schuilhut te gaan zitten en te
voelen hoe het daar is, te voelen hoe het voelt om kwetsbaar te zijn, te voelen dat
je altijd op je hoede bent en niet overal veilig.

En wat is het heerlijk om eens in de meerderheid te zijn, zoals laatst bij de pride
in Utrecht. Om te zien dat er wel degelijk iets ten goede veranderd is in drie
generaties tijd. In de tijd van mijn oud-tante werd er nog niet over gesproken, of
misschien alleen fluisterend. In de tijd van mijn oom, begin jaren ’80, was het nog
gewoon dat op roze zaterdag homo’s in elkaar werden geslagen. Nu heb je GSA’s op
scholen, kinderen die opkomen voor de belangen van kinderen die queer zijn. Dat
zij en hun docenten nu ook op zo’n boot staan, dat is hartverwarmend en daar
krijg ik tranen van in de ogen.

In mijn essay schrijf ik eveneens over een andere hut, de loofhut, ook dat is een
uitnodiging om daar eens in te gaan zitten en te voelen hoe het is om afhankelijk
te zijn van Gods schepping, van de ENE die deze schepping geschapen heeft, hoe
het is om afhankelijk te zijn van alle vruchten van de aarde, van de regen die valt,
om ze te laten groeien.

We zijn er allemaal afhankelijk van en dat beseffen we misschien wel veel te
weinig. We komen samen in huizen, met dichte daken, we zien niet meer waar we
vandaan komen en waar we heen gaan, we zijn het contact met ons thuis, met
moeder aarde verloren, misschien wel door de stevige gebouwen, die we hebben
gebouwd, zoals onze kerken met dikke muren en dichte daken.

Joods zijn, betekent kwetsbaar zijn, als christenen worden we uitgenodigd om ook
in die loofhut te gaan zitten en ons eens kwetsbaar te voelen, het feest samen te
vieren, want het is niet alleen een typisch joods feest. Ook al is het, hét feest voor
de joodse gelovigen, het is tevens een universeel feest, voor iedereen, want als
het goed is, is niet alleen de joodse gelovige zich bewust van de afhankelijkheid
van Gods schepping.

Zijn wij ons daar voldoende van bewust en wordt het niet tijd dat we plaats gaan
nemen in de loofhut, zodat we door het open dak goed kunnen kijken en ons
kunnen verwonderen over de biodiversiteit die daarbuiten te vinden is, voor hoe
lang nog? Kunnen we in beweging komen voor biodiversiteit?
Kunnen we ons vol eerbied, over de kracht van de natuur verwonderen en er dan
misschien beter voor gaan zorgen? Zouden we dat kunnen? Zou het loofhuttenfeest
ons daarbij kunnen helpen? Zou het feest ons in beweging kunnen brengen om echt
te gaan zorgen voor biodiversiteit?

Kortom, ik pleit er dus voor om plaats te nemen in twee bijzondere ruimtes: de
schuilhut en de loofhut, om ons te bezinnen en te vieren, om de diversiteit aan
mensen te vieren en degenen te gedenken die aan het geweld ten onder zijn
gegaan en de diversiteit aan andere soorten te vieren en te bewonderen en
eveneens te gedenken wat er aan biodiversiteit verloren is gegaan door ons
toedoen. En om in beweging te komen voor het behoud ervan.

Ook al zijn we klein, onze invloed is groot, zowel in negatieve, maar ook in
positieve zin.

Dit jaar vieren we de regenboogviering op 6 oktober in de Waalse kerk. Het mooie is dat we volgend jaar de kerk ws te klein wordt omdat dan de Koepelkerk ook mee wil doen, dus verhuizen we naar de Koepelkerk.

Op 20 oktober vieren we de biodiversiteit in een groene viering die samen met de zomerkring is voorbereid. We besteden dan ook aandacht aan het Loofhuttenfeest.

Bij beide vieringen is iedereen van harte welkom!

Het volledige proponentsessay van Aly Meijer ‘Dubbele vreugde: ruimte voor diversiteit in de schuilhut en de loofhut’ is hier te lezen